...

Meerderheid legt vrijer erfrecht onder de kerstboom

Meerderheid legt vrijer erfrecht onder de kerstboom - weegMeerderheid legt vrijer erfrecht onder de kerstboom

Open Vld Kamerlid Carina Van Cauter werkte samen met Justitieminister Geens, haar collega-Kamerleden Smeyers, Becq, Goffin en specialisten aan een grondige hervorming van het erfrecht die de ministerraad vandaag goedkeurt. “Ons erfrecht dateert nog uit de tijd van Napoleon. Met deze hervorming geven we mensen meer rechtszekerheid en vrijheid over hun eigen nalatenschap, bijvoorbeeld door de wettelijke reserve tot de helft te beperken en erfovereenkomsten mogelijk te maken.”

Het Belgisch erfrecht dateert nog grotendeels van de Napoleontische tijd en is bijgevolg niet aangepast aan de hedendaagse noden, maatschappelijke evoluties en gezinssituaties. De wetgever spreekt nog al te veel ‘voorkeuren’ uit die niet meer van deze tijd zijn. Daarom is een grondige modernisering noodzakelijk. Vorige legislatuur keurde het parlement onder liberale impuls al hervormingen goed inzake erfonwaardigheid, de erfenissprong en schenkingen via levensverzekeringen. Het huidige federale regeerakkoord voorzag een grondige hervorming. Open Vld Kamerlid Carina Van Cauter nam de handschoen op. Zij diende eind 2014 al een wetsvoorstel in, dat mee aan de basis lag voor de hervorming die ze samen met Justitieminister Geens, Kamerleden Philippe Goffin (MR), Sonja Becq (CD&V) en Sarah Smeyers (N-VA) en specialisten uitwerkte. De federale ministerraad keurt vandaag de hervorming goed, begin volgend jaar start de parlementaire behandeling.

Van Cauter licht de algemene principes toe: “De huidige wetgeving laat niet toe aan de burger om te doen met zijn vermogen wat hij of zij wil. Niet bij leven, want schenkingen worden bij de erfenis opnieuw ingebracht en verrekend. En ook niet na de dood, want het testament laat ook maar een beperkte marge. Daarnaast leiden erfenissen tot te veel onduidelijkheid, frustratie en ruzies. Twee principes staan dus centraal in de erfrechthervorming: meer vrijheid voor de burgers om zelf te kiezen wat er gebeurt met hun erfenis en meer rechtszekerheid door een duidelijkere en eenvoudigere regelgeving.”

Meer keuzevrijheid

Beperking van wettelijke reserve
Momenteel is een deel van de erfenis wettelijk voorbehouden voor de ouders, de langstlevende echtgenoot en de kinderen. “De reserve voor de ouders wordt opgeheven. Deze regel wordt maatschappelijk niet meer gedragen. Het moet immers mogelijk worden de nalatenschap te laten toekomen aan de partner met wie men jarenlang heeft samengewoond eerder dan aan de ouder die hieraan op latere leeftijd geen behoefte meer heeft. Behoeftige ouders kunnen wel elk nog aanspraak maken op levensonderhoud ten belope van maximaal 1/4de van de nalatenschap waarvan ze uitgesloten zijn”, zegt Van Cauter.

De reserve van de langstlevende echtgenoot blijft behouden, op één correctie na. De langstlevende echtgenoot heeft nu een concrete reserve -het levenslang vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad- en een abstracte reserve -het levenslang vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap-. Bij dat laatste wordt niet langer dat wat hij geschonken heeft vooraleer hij met deze echtgenoot gehuwd was, binnen deze abstracte reserve geteld.

De hervorming tornt niet aan het principe van de wettelijke reserve voor de kinderen maar wil voldoende ruimte laten om in te spelen op de wens tot meer autonomie, een erfrecht op maat dat omgaat met de veelheid aan familievormen. Daartoe wordt de reserve van de kinderen in omvang beperkt. Vandaag bedraagt die bij één kind de helft, bij twee kinderen twee derde, bij drie of meer kinderen drie vierde. De hervorming beperkt de wettelijke reserve tot de helft, ongeacht het aantal kinderen”, aldus Van Cauter.

Erfovereenkomsten
Vandaag geldt een wettelijk verbod om overeenkomsten te sluiten over niet opengevallen nalatenschappen. Ouders kunnen dus bijvoorbeeld niet bij leven een overeenkomst maken met hun kinderen over wie wat juist erft. Het is de wettelijke devolutie die automatisch in werking treedt. “Met deze hervorming komen we tegemoet aan de wens van de burger om bij leven toe te zien op een verdeling van hun vermogen tussen hun kinderen, in overeenstemming en alle transparantie, en met de garantie dat hun wil niet zal worden betwist na het overlijden.”

Familiale erfovereenkomsten worden mogelijk binnen volgend welomlijnd kader.

Alle vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn moeten betrokken zijn.
De overeenkomst heeft geen gevolgen ten aanzien van de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn die haar niet hebben ondertekend.
De overeenkomst vereist dat er een gelijkheid of een evenwicht op het tijdstip van het afsluiten van de overeenkomst wordt bereikt tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, met betrekking tot de giften en voordelen die zij genieten. Het betreft een subjectief evenwicht dat door de betrokken partij zelf wordt beoordeeld. Het evenwicht en de motivatie worden uitdrukkelijk in de overeenkomst beschreven.
De kinderen van de erflater kunnen erin toestemmen dat hun eigen kinderen worden begiftigd, in hun plaats.
De overeenkomst kan eveneens de stiefkinderen toebedelen. Het betreft kinderen van de echtgenoot of van de wettelijk samenwonende partner.
De toestemming van de partijen bij de overeenkomst houdt de verzaking aan de vordering tot inkorting en aan het verzoek tot inbreng met betrekking tot de giften beoogd in de overeenkomst in.
De echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de erflater kan deelnemen aan de overeenkomst: indien hij dat doet, heeft zijn handtekening dezelfde uitwerking als de hierboven omschreven.
Ook volgende punctuele erfovereenkomsten worden mogelijk.

Overeenkomsten onder bijzondere en bezwarende titel met betrekking tot de eigen toekomstige nalatenschap (rechtszekerheid voor het beding van aanwas)
Erfovereenkomsten inzake inbreng: vermoedelijke mede-erfgenamen van de begiftigde aanvaarden waarde van de geschonken goederen op dag van de schenking
Erfovereenkomsten inzake inkorting: vermoedelijke mede-erfgenamen verzaken aan een vordering tot inkorting of stemmen in met de vervreemding door de begiftigde van de goederen die aan hem werden geschonken
Beperking van het vermoeden van inbreng
Zie hieronder.

Meer rechtszekerheid

Vermoeden van inbreng van giften
Vandaag moeten giften die bij leven of bij testament door een erfgenaam verkregen zijn, ingebracht worden in de massa van de totale erfenis om dan te worden verdeeld tussen de erfgenamen. Giften worden dus gezien als een voorschot op het erfdeel en worden bij overlijden in rekening gebracht.

Van Cauter: “In de toekomst zal dit ‘vermoeden van inbreng’ enkel nog behouden blijven voor afstammelingen, met name kinderen en kleinkinderen. Een schenking aan hen heeft immers normaal niet tot doel hen ongelijk te behandelen. Voor schenkingen aan anderen vervalt het vermoeden van inbreng. Voor zoveel dat de reserve dus niet is aangetast, is ‘gegeven dus gegeven’. Erflaters kunnen hier, indien gewenst, wel van afwijken.”

Berekening waarde giften
Vandaag moeten in het kader van de verdeling van de nalatenschap onroerende giften in natura ingebracht worden in de fictieve massa. De referentiedatum die in aanmerking moet worden genomen voor deze inbreng van de onroerende goederen is momenteel de datum van de verdeling. Men kijkt dus naar de waarde van het onroerende goed op de dag van overlijden. De roerende goederen daarentegen worden ingebracht aan de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking.

“Deze verschillende wijzen van inbreng en waardering leidden tot scheeftrekking en onbedoelde gevolgen. Daarom zal er voortaan zowel voor onroerende als roerende goederen de waarde op de dag van de schenking moeten worden ingebracht. Die is immers van bij het begin bekend. Die waarde wordt echter wel geïndexeerd volgens het indexcijfer van de consumptieprijzen, waarbij de indexering wordt berekend tot op de dag van het overlijden”, legt Van Cauter uit. Wanneer bij de schenking bijvoorbeeld wel een vruchtgebruik voor de schenker blijft behouden, wordt de waarde ingebracht bij het overlijden en dus ook zonder indexering.