...

Leren door werken ook belangrijk in buitengewoon onderwijs

schoolLeren door werken ook belangrijk in buitengewoon onderwijs

Leerlingen die na hun beroepsopleiding een extra jaar alternerende beroepsopleiding (ABO) volgen hebben later meer zicht op duurzame tewerkstelling. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Axel Ronse (N-VA) opvroeg bij bevoegd minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). “Dat extra jaar waarin schoolgaan en werken gecombineerd worden heeft een duidelijke meerwaarde”, stelt hij vast.

Leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO) kunnen na hun afstuderen, dus na hun kwalificatie, nog een bijkomend jaar alternerende beroepsopleiding (ABO) volgen. Daarbij draaien ze een jaar mee op de werkvloer waardoor ze extra praktijkervaring verwerven. Het systeem van ABO past in de Vlaamse visie ‘duaal leren en werken’, waarbij leren en werken zoveel mogelijk met elkaar in contact komen en gecombineerd worden.

Vlaams Parlementslid Axel Ronse analyseerde de verzamelde cijfers om onder meer na te gaan wat het effect is van een bijkomend jaar ABO op de kansen op werk van de afgestudeerden uit het BUSO. Bovendien lieten de cijfers toe om de vergelijking te maken met gediplomeerden uit het gewoon beroepsonderwijs.

Uit de cijfers blijkt alvast het volgende:

68,8 procent van de afgestudeerden uit beroepsonderwijs heeft na één jaar werk;
59,9 procent van de afgestudeerden buitengewoon onderwijs heeft na één jaar werk;
63,4 procent van de leerlingen die na hun opleiding buitengewoon onderwijs een jaar ABO volgen hebben na één jaar werk.
Uit deze cijfers blijkt dat leerlingen BUSO na een extra jaar leren door werken extra troeven hebben wanneer ze op de arbeidsmarkt komen. “Dit is positief, want jammer genoeg hangt er nog vaak een stigma over het BUSO. Afgestudeerden hebben het daardoor niet gemakkelijk om aansluiting te vinden op de reguliere arbeidsmarkt”, zegt parlementslid Ronse. “Uiteraard zit hun beperking daar vaak voor iets tussen, maar dikwijls hebben zij ook troeven die voor werkgevers onbekend zijn. Zo hebben deze schoolverlaters dikwijls een zeer goede werkattitude. Veelal hebben zij ook geen probleem met repetitief werk waarbij zij een mooi rendement halen na een inwerkperiode. Alleen komen deze voordelen niet op het eerste gezicht tot uiting als men op een gangbare manier solliciteert voor een job”, geeft Axel Ronse aan.

Dat betekent niet dat alles van een leien dakje loopt. Er staan nog heel wat uitdagingen voor de deur. Ten eerste moeten leerlingen uit het buitengewoon beroepsonderwijs extra gemotiveerd worden om ABO te volgen. Een tweede groot probleem is het groot aantal vroegtijdige schoolverlaters gedurende dit extra opleidingsjaar (ongeveer 20 procent) en ten derde moeten we de werkgevers beter informeren omtrent een aantal bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen (BTOM) die het ook voor werkgevers financieel interessant maken om een werknemer aan te nemen uit het BUSO.

Ronse: “Het is van het grootste belang deze groep van schoolverlaters goed te begeleiden en potentiële werkgevers goed te informeren.”